Voor de ijstijd

29 september 2016

Voor de laatste ijstijd liepen mammoeten in het gebied rondom het sluizencomplex. De toenmalige bewoners hebben hierop gejaagd. Met het huidige archeologisch onderzoek voor Nieuwe Sluis Terneuzen zoeken we aanwijzingen dat er in de steentijd mensen aanwezig waren.
persoon

 

We zoeken naar resten van menselijke activiteit in de oude Scheldeafzettingen op een diepte van vier tot twintig meter onder maaiveld. We verzamelen grote hoeveelheden materiaal door met een avegaarboor met een diameter van vijftig centimeter te boren. Per laag verzamelen we de grond in bigbags. Deze grote zakken met grond worden vervolgens op locatie grof gezeefd. De grotere stukjes worden daarna in de naastgelegen loods met de hand gesplitst. Dit onderzoek duurt nog tot en met eind oktober. Ondertussen zijn er al scherfjes vuursteen gevonden maar er wordt nog nader onderzocht of ze door mensen vervaardigd werden.

Ander archeologisch onderzoek
Ter hoogte van de bushalte aan de Buitenhaven is begonnen met een iets ander type onderzoek. Met een sonisch boorapparaat worden daar zeventig boringen gedaan in de top van het dekzand, onder het veen, dus vier tot acht meter onder maaiveld. Tijdens een vooronderzoek is hier een klein stukje aardewerk gevonden uit de periode van 4.500 tot 10.000 jaar geleden. Ook dat zand uit deze boringen wordt gezeefd, maar over fijnere mazen en niet op het sluizencomplex zelf.

Het gebied in de ijs- en steentijd
De zeespiegel lag in de ijstijd veertig tot negentig meter lager dan nu. Het landschap was gevarieerd met rivierlopen, meertjes, moerassen en hoger opgeslibde zandgronden. Na de laatste ijstijd warmt het klimaat langzaam op en gaat de zeespiegel stijgen. Eerst is het nog een vrij open landschap met berken-dennenbos en rendieren, paarden, elanden en poolvossen. Naarmate het klimaat opwarmt, neemt de begroeiing toe. Er komen loofbossen en de daarbij behorende dieren, zoals herten, everzwijnen, wolven, bruine beren en oerrunderen. Mensen zwierven in kleine groepjes door het landschap en leven van jacht, visvangst en het verzamelen van planten. Ze hadden dus geen vaste nederzettingen, maar tijdelijke kampplaatsen. In latere periodes verdrinkt het landschap langzaam door het stijgende grondwater en gaat veen het hele gebied bedekken. Het gebied is dan moeilijker toegankelijk voor de mens en ongeschikt voor bewoning.

Bekend terrein
Door eerdere boringen is de ondergrond tot circa vijftig meter diepte bekend terrein. Door ouderdomsbepalingen en onderzoek naar de plantenresten uit deze afzettingen zijn we veel te weten gekomen hoe het landschap er in de laatste ijstijd en midden en late steentijd uitzag. We leren de ondergrond en de afzettingsgeschiedenis rond Terneuzen door deze onderzoeken heel goed kennen. Dat is belangrijk voor de archeologie, maar ook voor de aanleg van de sluizen.